Voor iedereen is het een beetje anders, de 1 ligt met een
helse kater op de bank, de ander slobbert de hele ochtend aan een croissantje
terwijl hij voor de derde keer de krant leest.
Bij mij is het meestal de kater.
Dan lig ik de hele dag met mijn liefje Joep in bed, te
zeuren en elkaar vol te proppen met eten, om vervolgens onze nieuwe vetrolletjes
te becomplimenteren.
Na uren het liedje “kijk me stinken, niet normaal” in koor
te hebben gezongen, gaan we buiten wat rondjes lopen, in de hoop de stank van
feest en bloed uit onze lijfjes te waaien.
Het valt ons op hoeveel gezonde mensen er nog bestaan, we
komen veel hardlopers tegen, die met zweterige trilbillen voorbij komen stampen.
Nadat we al een uur geen hardloper of vogel meer gezien
hebben, komt er toch nog 1 verloren gnoe voorbij. Een brede Harrie die stug
doorhardloopt. Wij giechelen er een beetje om en beginnen hem in een overdreven
paardendrafje na te rennen.
We lopen met zn drieen in een rijtje, de meneer in zijn
eigen bubbel, en wij proestlachend een eindje erachteraan. Onze versleten dranklichaampjes
geven het al snel op en wij blijven achter steken terwijl de meneer in serieus
strak tempo door blijft hollen.
In de verte zien we de meneer een trap afrennen en weer
omhoog komen, op en af, hij blijft maar gaan. Een kloppende ader op zijn
zwetende slaap.
Wij krijgen vreselijk de slappe lach. Om ons niet heel
triest te voelen maken we ervan dat we de sportmeneer juist uitlachen, in
plaats van onszelf.
Even later is de meneer alweer doorgeholt en zijn wij bij diezelfde
trap aangekomen die we gierend van het lachen op en af beginnen te rennen alsof
we o-benen hebben. Ondertussen laat Joep
een paar scheetjes. Van de ei achtige geur moeten we nog harder lachen en
vallen bovenaan de trap om op het asfalt. We blijven plat op de grond liggen. Op
dat moment is sportmeneer alweer omgekeerd en zijn sportschoenen draven voorbij,
zijn gezicht kijkt heel boos. Hij schud zijn hoofd afkeurend wanneer hij ons gebrek
aan respect passeert. We zijn stil.
We schamen ons een beetje.
Ik stel me voor hoe de boze sportmeneer voorover zou buigen
en mij met 1 vuistslag een blauw oog zou slaan. Hij zou ons verbouwereerd
achterlaten en wij zouden hem nooit meer uitlachen.
Joep zou mijn blauwe oog kussen en fluisteren dat hij het
gewoon hartstikke stoer en grappig vond hoe ik die sportmeneer nadeed.